Hanne wil graag koekjes maken. Ze zoekt een recept op en vol goede moed begint ze er aan. Niet veel later loopt er iets mis, zie je een potje door de keuken vliegen en hoor je: ‘Ik kan niet eens suiker in een potje gieten. Ik kan echt niks!’

Elke dag opnieuw hoor je jouw dochter minstens één keer zeggen dat ze iets niet kan. Het gevolg is dat ze niet meer wil verder doen met wat ze bezig is want ze kan het toch niet.

Met goede bedoelingen probeer je haar te overtuigen

Als mama weet je dat jouw dochter heel wat in haar mars heeft en dat ze het eigenlijk wel kan. Met goede bedoelingen probeer je haar dan ook te overtuigen en zeg je: ‘Maar jij kan het wel!’. Natuurlijk is dat niet wat ze op dat moment wil horen. Gevolg? Ze wordt nog bozer, wil van je weg en begint misschien zelfs te wenen.

Je merkt dat dit niet werkt

Ze doet niet verder en geeft toch op. En dat is ergens ook wel logisch.

Door te zeggen dat ze het wel kan, ga je in op de inhoud van wat jouw dochter gezegd heeft. Dat zorgt er waarschijnlijk voor dat ze zich niet begrepen voelt want eigenlijk wil ze vooral iets anders zeggen dan enkel ‘Ik kan het niet’.

Op dat moment heeft ze het gewoon nodig dat je reageert op het gevoel achter haar uitspraak en gedrag. In dit geval kan je je dus best even afvragen waarom ze boos met het potje gooit en zegt dat ze echt niks kan. Ze voelt zich gefaald omdat ze denkt dat er echt niets goed kan gaan. Ze vraagt zich af waarom dit altijd bij haar gebeurt.

Faalangst groeit

Dit soort gebeurtenissen maken jouw dochter onzeker. Haar faalangst groeit. Ze wil helemaal niet dat er iets misgaat dus ze doet kei hard haar best. En toch… toch gaat het niet zoals zij gehoopt of gedacht had. Elke keer opnieuw voelt ze zich gefaald.

Jouw dochter is bang om fouten te maken. Dat zorgt ervoor dat ze steeds sneller opgeeft en het moeilijker vindt om nieuwe dingen te proberen. Uiteindelijk zal ze deze zelfs vermijden. Ze kan het toch niet dus waarom zou ze nog proberen?

Wat werkt nu wel?

Zo ver wil je het natuurlijk niet laten komen. Volgende drie stappen kunnen jouw dochter helpen.

De eerste, en misschien wel belangrijkste, stap is dat jouw dochter zich bewust wordt van haar negatieve gedachten. Pas wanneer ze hier inzicht in heeft, kan ze er ook echt iets aan veranderen. 

Daarna moet ze weten dat haar gedachten niet altijd juist of waar zijn. Ze kan er zelf voor kiezen iets anders te denken. Het is helemaal niet erg om fouten te maken, zeker wanneer ze iets voor het eerst doet. Fouten maken mag, ze leren haar iets.

Eens jouw dochter zich bewust is van haar gedachten, in het bijzonder haar negatieve gedachten, en dat ze weet dat het ook anders kan, is het tijd deze om te zetten naar positieve gedachten. En dat is dan ook de laatste stap. Deze zorgen er niet alleen voor dat ze doorzet maar geven haar ook een goed gevoel en laten haar zelfvertrouwen groeien.

Hoe mooi klinkt dat wel niet?

Wat kan jij doen?

Helpen doe je door haar te vragen naar wat ze denkt wanneer je merkt dat er iets aan de hand is. Van daaruit ga je in gesprek met je dochter. Je kan vragen stellen zoals: ‘Is het echt waar wat je denkt?’, ‘Weet je dat echt heel zeker?’, ‘Hoe zou het zijn als je die gedachte niet hebt?’, ‘Kan je ook iets anders denken?’

Samen kan je de gedachte dan omzetten naar iets positief. In het begin gaat dit misschien niet zo vlot maar vergeet niet, het is niet erg als iets niet onmiddellijk lukt.

Ik hoor graag hoe jij werkt aan de negatieve gedachten van jouw dochter.

Liefs
Laura